Eerder schreef ik al over codeswitching en gaf ik verschillende voorbeelden van mijn dochter die toen 3 was. Inmiddels is mijn zoon al net zo’n gezellige babbelaar als zijn grote zus en ook hij gebruikt het Nederlands en Italiaans door elkaar heen. Hij doet dat wel anders dan zijn grote zus. Wat me opvalt is dat hij regelmatig alleen het voorzetsel switcht:
We gaan con opa
We gaan met opa
Ga maar sopra
Ga maar naar boven
Plak maar sul auto
Plak maar op de auto
Soms kan hij helemaal opgaan in zijn spel, en allerlei ‘vaste’ zinnetjes achter elkaar plakken:
Doe maar, va bene. Non ci entrare, dat past niet!
Doe maar, het is goed. Niet daar naar binnen gaan, dat past niet!
Terwijl mijn zoon nog alles door elkaar gebruikt, zie ik dat mijn dochter dat eigenlijk niet meer wil doen. En niet alleen zij zelf…
Toen ik laatst gemakshalve tegen mijn man zei: ‘Sará dentro lo schuurtje (het zal wel in de schuur staan), zei mijn dochter tegen mij: ‘mama, je moet ‘casetta’ zeggen!’